
De mens is een lichaam (zoals ook een plant dat is), hij is in het lichaam (als innerlijk beleven, zoals ook een dier dat kent) en hij is tegelijkertijd ook altijd buiten zijn lichaam, als het gezichtspunt van waaruit hij beide is. Vanwege deze drievoudige gebrokenheid leeft de mens in drie werelden: een buitenwereld, een binnenwereld en een gedeelde wereld van geest of cultuur.
Zo is ons lichaam (als deel van de buitenwereld) niet alleen een fysiek lichaam, dat wil zeggen een ding onder dingen dat een specifieke plaats inneemt in een objectief ruimte- tijdcontinuüm, maar ook een doorleefd lichaam dat als centrum van ons waarnemen en handelen functioneert.
De binnenwereld op haar beurt is niet alleen ziel, de bron van onze psychische ervaringen, maar ook beleving, speelbal van psychische processen.
En voor de wereld van de cultuur geldt dat we niet alleen een ik vormen – dat een bijdrage levert aan de schepping van deze wereld – maar ook een wij in zoverre we door die wereld worden gedragen en gevormd.
De mens is door zijn constitutieve thuisloosheid nooit af, maar moet zich altijd nog verwerkelijken en daartoe is hij aangewezen op techniek en cultuur. Deze kunstmatige middelen zijn niet alleen – en niet in de eerste plaats – instrumenten om te overleven, maar een zijns noodzakelijkheid.
De mens kan zich niet werkelijk bloot geven aan zijn medemensen en zichzelf, omdat achter zijn maskers de radicale bodemloosheid van zijn bestaan schuilgaat.
Duitse bioloog, filosoof en socioloog Helmuth Plessner (1892–1985)
Be First to Comment